Definitie van het werkwoord babbeln

Definitie van het werkwoord babbeln (kletsen, brabbelen): undeutlich reden (bei kleinen Kindern, die noch nicht richtig sprechen können); viel reden, dummes Zeug reden; brabbeln; labern; kanonisches Lallen; (… met betekenissen, synoniemen, voorzetsels, objecten met naamval, grammaticale informatie, vertalingen en vervoegingstabellen.

C2 · werkwoord · haben · regelmatig · intransitief · <ook: overgankelijk · passief>
babbeln

babbelt · babbelte · hat gebabbelt

Engels babble, chatter, mumble, talk nonsense

undeutlich reden (bei kleinen Kindern, die noch nicht richtig sprechen können); viel reden, dummes Zeug reden; brabbeln, labern, kanonisches Lallen, (miteinander) reden

(acc.)

Betekenissen

a.undeutlich reden (bei kleinen Kindern, die noch nicht richtig sprechen können), brabbeln, lallen
b.viel reden, dummes Zeug reden, labern, salbadern, schwatzen, schwätzen
z.sich unterhalten, kanonisches Lallen, (miteinander) reden, unartikuliert sprechen, quatschen, brabbeln

Vervoeging Betekenissen

Toepassingen

(acc.)

passief mogelijk


Voorzetsels Toepassingen

Synoniemen

a.≡ brabbeln ≡ lallen
b.≡ labern ≡ salbadern ≡ schwatzen ≡ schwätzen
z.≡ babbele ≡ brabbeln ≡ klönen ≡ konversieren ≡ lallen ≡ parlieren ≡ plappern ≡ plaudern ≡ plauschen ≡ quasseln, ...

Synoniemen

Vertalingen

Engels babble, chatter, mumble, talk nonsense
Russisch болтать, беседовать, бормотать, бубнить
Spaans balbucear, balbucir, cotorrear, decir, parlotear, soltar, charlar, hablar incoherentemente, ...
Frans babiller, jacasser, bavarder, baragouiner, papoter
Turks gevezelik etmek, saçmalamak, gevezelik
Portugees balbuciar, tagarelar, palrar, falar bobagem, gaguejar
Italiaans balbettare, chiacchierare, ciarlare, chiaccherare, parlare a vanvera
Roemeens bârfi, bâlci, vorbi mult
Hongaars beszélni, bábeli, fecsegni
Pools gadać, chrzanić, gaworzyć, pleść, bąkać, mamrotać, paplać
Grieks ακαταλαβίστικα, κουβέντα, μουρμούρισμα, μπλα μπλα
Nederlands kletsen, brabbelen, babbelen, praten
Tsjechisch bavlit se, mluvit nejasně, plácat, tlachat
Zweeds snacka, babbla, babblande, prata, prata otydligt
Deens plapre, pludre, snakke
Japans おしゃべり, 無駄話
Catalaans parlar de manera confusa, parlar indistintament, parlar ximpleries, xerrar
Fins puhua epäselvästi, puhua paljon, puhua tyhmyyksiä
Noors prate, snakke tull, snakke utydelig
Baskisch zezeldu, hitz asko egin, murmuratu, txikitan aritu, txikitan hitz egin
Servisch brbljati, mrmjati, pričati gluposti
Macedonisch бабрење, бла-бла, мрморење, празно зборување
Sloveens blebetati, govoriti neumnosti, murmurati, nejasno govoriti
Slowaaks blábolenie, bľabotať, kecanie
Bosnisch brbljati, nejasno govoriti, pričati gluposti
Kroatisch brbljati, mumljati, pričati gluposti
Oekraïens балакати, базікати, бубніти, говорити дурниці
Bulgaars бъбрене, бъбрене на деца, глупости
Wit-Russisch балбатаць, балбатня, гаварыць глупства
Hebreeuwsלברבר، לפטף، לקשקש
Arabischتلعثم، ثرثرة، حديث فارغ
Perzischبچگانه صحبت کردن، پرگویی، چرت و پرت گفتن
Urduبکواس کرنا، بڑبڑانا، بہت بولنا

Vertalingen

Vervoeging

babbelt · babbelte · hat gebabbelt

Vervoeging
 

Opmerkingen



Inloggen

⁴ zelden gebruikt ⁵ alleen in informeel taalgebruik

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 71507, 71507

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: babbeln