Definitie van het werkwoord auseinandertreiben

Definitie van het werkwoord auseinandertreiben (uit elkaar drijven, scheiden): voneinander wegtreiben, gewaltsam trennen, durch Hämmern erweitern met betekenissen, synoniemen, voorzetsels, objecten met naamval, grammaticale informatie, vertalingen en vervoegingstabellen.

werkwoord · haben · onregelmatig · overgankelijk · scheidbaar · <ook: passief>
auseinander·treiben

treibt auseinander · trieb auseinander (triebe auseinander) · hat auseinandergetrieben

Engels drive apart, disperse, drift apart, expand by hammering, force apart

voneinander wegtreiben, gewaltsam trennen, durch Hämmern erweitern

(acc.)

» Die Polizei trieb die Menge auseinander . Engels The police dispersed the crowd.

Betekenissen

a.voneinander wegtreiben, gewaltsam trennen, durch Hämmern erweitern
z.Nog geen betekenis gedefinieerd.

Vervoeging Betekenissen

Toepassingen

(acc.)

passief mogelijk


Voorzetsels Toepassingen

Synoniemen

Nog geen synoniemen gedefinieerd.

Voorbeeldzinnen

  • Die Polizei trieb die Menge auseinander . 
    Engels The police dispersed the crowd.
  • Ein frischer Wind trieb das dunkle Gewölk auseinander . 
    Engels A fresh wind scattered the dark clouds.

Voorbeeldzinnen

Vertalingen

Engels drive apart, disperse, drift apart, expand by hammering, force apart
Russisch разгонять, разделять, раздувать, раздуть, разогнать, распереть, распирать
Spaans dispersar, expandir, separar
Frans séparer, disperser, diviser, se disloquer, écarter
Turks ayırmak, dağıtmak
Portugees afastar, dividir, separar
Italiaans allontanare, disperdere, disperdersi, dividere, separare
Roemeens extindere, separare, îndepărta
Hongaars szétkerget, szétválaszt
Pools rozdzielać, wypierać
Grieks αλωνίζω, απομακρύνω, διαχωρίζω
Nederlands uit elkaar drijven, scheiden, uit elkaar slaan, uiteendrijven, uiteenjagen
Tsjechisch oddělit, rozehnat, rozhánět, rozptýlit
Zweeds driva isär, skilja, skingra, utvidga
Deens drive væk, jage fra hinanden, skille, splitte
Japans 分ける, 引き離す, 拡げる
Catalaans ampliar, forçar, separar
Fins erottaa, karkottaa, levittää
Noors drive fra hverandre, skille, utvide
Baskisch banandu, banatzea
Servisch odvojiti, raspršiti, razdvojiti
Macedonisch раздвојување, раздвојување со сила
Sloveens odgnati, razdvojiti
Slowaaks rozptýliť, roztrhnúť
Bosnisch odvojiti, razdvajati, razdvojiti
Kroatisch odvojiti, razdvajati, razdvojiti
Oekraïens відштовхувати, розганяти, розділяти
Bulgaars разгонвам, разделям
Wit-Russisch разагнаць, разлучыць
Hebreeuwsלגרש، להפריד
Arabischتفرقة، توسيع، فصل
Perzischجدا کردن، فاصله انداختن
Urduجدا کرنا، مجبوری سے الگ کرنا

Vertalingen

Vervoeging

treibt auseinander · trieb auseinander (triebe auseinander) · hat auseinandergetrieben

Vervoeging
 

Opmerkingen



Inloggen

⁵ alleen in informeel taalgebruik