Gebruik van het Engelse werkwoord zurechtmachen

Gebruik van het Duitse werkwoord zurechtmachen (klaarmaken, gereedmaken): met voorzetsels, indirect object, direct object, passieve informatie, gebruik en omgeving in het valentie-woordenboek.

werkwoord · haben · regelmatig · overgankelijk · scheidbaar · <ook: reflexief · passief>

zurecht·machen

Objecten

(sich+A, sich+D, acc.)

  • jemand/etwas macht zurecht
  • jemand/etwas macht etwas zurecht
  • jemand/etwas macht jemanden zurecht
  • jemand/etwas macht jemanden/etwas zurecht
  • jemand/etwas macht sich etwas zurecht
  • jemand/etwas macht sich zurecht

Passief

passief mogelijk


Samenvatting
a. werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar

für einen bestimmten Zweck oder den baldigen Gebrauch vorbereiten, fertigstellen

Actief

  • jemand/etwas macht zurecht

Passief

passief niet mogelijk

b. werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · <ook: reflexief>

sich passend für einen bestimmten Zweck kleiden

(sich+A)

Actief

  • jemand/etwas macht sich zurecht
  • jemand/etwas macht zurecht

Passief

passief niet mogelijk

z. werkwoord · haben · regelmatig · overgankelijk · scheidbaar · <ook: reflexief · passief>

präparieren, flickschustern, schminken, (sich) schick machen, fertig machen, zusammenbasteln

(sich+A, sich+D, acc.)

Actief

  • jemand/etwas macht etwas zurecht
  • jemand/etwas macht jemanden zurecht
  • jemand/etwas macht jemanden/etwas zurecht
  • jemand/etwas macht sich etwas zurecht
  • jemand/etwas macht sich zurecht
  • jemand/etwas macht zurecht

Processueel passief

  • (von jemandem/etwas) wird zurechtgemacht
  • etwas wird (von jemandem/etwas) zurechtgemacht
  • etwas wird sich (von jemandem/etwas) zurechtgemacht
  • jemand wird (von jemandem/etwas) zurechtgemacht
  • jemand/etwas wird (von jemandem/etwas) zurechtgemacht

Statieve passief

  • (von jemandem/etwas) ist zurechtgemacht
  • etwas ist (von jemandem/etwas) zurechtgemacht
  • etwas ist sich (von jemandem/etwas) zurechtgemacht
  • jemand ist (von jemandem/etwas) zurechtgemacht
  • jemand/etwas ist (von jemandem/etwas) zurechtgemacht

Vertalingen

Engels get ready, finish, prepare, adjust, clean up, cook up, dress, groom oneself, ...
Russisch приготовить, приготовлять, готовить, красить, краситься, наряжать, наряжаться, оправить, ...
Spaans preparar, arreglar, achivarse, acicalarse, aparatarse, apañar, arreglarse, asearse, ...
Frans s'arranger, apprêter, arranger, faire, s'apprêter, préparer, s'habiller, se préparer, ...
Turks hazırlamak, kendine çekidüzen vermek, makyaj yapmak, tamamlamak, uygun hale getirmek
Portugees preparar, ajeitar, ajeitar-se, arranjar, arranjar-se, arrumar-se, formalizar-se, produzir-se, ...
Italiaans assettarsi, preparare, prepararsi, accomodare, acconciare, acconciarsi, agghindare, agghindarsi, ...
Roemeens pregăti, finaliza, se îmbrăca
Hongaars alkalmazkodik, elő készít, felkészít, felöltözik
Pools przygotować, malować się, przygotowywać, szminkować się, szykować się, umalować się, uszminkować się, wyszykować się, ...
Grieks φτιάχνομαι, ετοιμάζω, ντύνομαι κατάλληλα, προετοιμάζω
Nederlands klaarmaken, gereedmaken, opmaken, aankleden, kleden, voorbereiden
Tsjechisch chystat, přichystat, upravovat, upravovatavit, dokončit, obléknout se, připravit, připravit se
Zweeds göra i ordning, göra sig klar, snygga till sig, färdigställa, förbereda, klä sig rätt
Deens lave, forberede, færdiggøre, klæde sig passende
Japans 整える, 準備する
Catalaans acabar, preparar, vestir-se adequadament
Fins järjestää, panna kuntoon, pukeutua, valmiiksi, valmistaa, valmistautua
Noors gjøre i stand, pynte seg, stelle seg, forberede, gjøre klar, tilpasse
Baskisch prestatu, egokitu, egon
Servisch dovršiti, prikladno oblačenje, pripremiti
Macedonisch завршување, облечи, подготвување
Sloveens dokončati, prilagoditi se, pripraviti
Slowaaks dokončiť, pripraviť, prispôsobiť sa
Bosnisch dovršiti, prikladno oblačenje, pripremiti
Kroatisch dovršiti, prikladno oblačenje, pripremiti
Oekraïens підготувати, зробити, привести до ладу
Bulgaars завършвам, обличам се подходящо, подготвям
Wit-Russisch адпаведна апранацца, зрабіць, падрыхтаваць
Hebreeuwsלהכין، להתלבש، לסדר
Arabischأخذ زينته، أعد، استعد، جهز، إعداد، تجهيز، تحضير، تنسيق
Perzischآماده کردن، تکمیل کردن
Urduتیار کرنا، تیاری، مناسب لباس

Vertalingen

Synoniemen

Vervoeging

macht zurecht · machte zurecht · hat zurechtgemacht

Vervoeging
 

Opmerkingen



Inloggen

⁵ alleen in informeel taalgebruik

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 980410, 980410

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: zurechtmachen