Gebruik van het Engelse werkwoord fertigmachen

Gebruik van het Duitse werkwoord fertigmachen (afmaken, klaarmaken): met voorzetsels, indirect object, direct object, passieve informatie, gebruik en omgeving in het valentie-woordenboek.

werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · reflexief · passief>

fertig·machen

Objecten

(sich+A, acc.)

  • jemand/etwas macht fertig
  • jemand/etwas macht etwas fertig
  • jemand/etwas macht jemanden fertig
  • jemand/etwas macht jemanden/etwas fertig
  • jemand/etwas macht sich fertig
  • jemand/etwas macht sich wegen jemandem/etwas fertig

Voorzetsels

(wegen+D)

  • jemand/etwas macht sich wegen jemandem/etwas fertig

Passief

passief mogelijk


Samenvatting
a. werkwoord · haben · regelmatig · overgankelijk · scheidbaar · <ook: passief>

in einen fertigen Zustand bringen; beenden, vollenden, abschließen, zuende führen, zu Ende führen

acc.

Actief

  • jemand/etwas macht etwas fertig
  • jemand/etwas macht fertig

Processueel passief

  • etwas wird (von jemandem/etwas) fertiggemacht

Statieve passief

  • etwas ist (von jemandem/etwas) fertiggemacht
b. werkwoord · haben · regelmatig · overgankelijk · scheidbaar · <ook: passief>

absichtlich stark physisch verletzen; zusammenschlagen

acc.

Actief

  • jemand/etwas macht fertig
  • jemand/etwas macht jemanden fertig

Processueel passief

  • jemand wird (von jemandem/etwas) fertiggemacht

Statieve passief

  • jemand ist (von jemandem/etwas) fertiggemacht
c. werkwoord · haben · regelmatig · overgankelijk · scheidbaar · <ook: passief>

absichtlich stark psychisch verletzen; schikanieren

acc.

Actief

  • jemand/etwas macht fertig
  • jemand/etwas macht jemanden fertig

Processueel passief

  • jemand wird (von jemandem/etwas) fertiggemacht

Statieve passief

  • jemand ist (von jemandem/etwas) fertiggemacht
d. werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · reflexief

sich zurechtmachen für gesellschaftlichen Kontakt oder ausrüsten für eine bestimmte Tätigkeit

sich+A

Actief

  • jemand/etwas macht fertig
  • jemand/etwas macht sich fertig

Passief

passief niet mogelijk

e. werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · reflexief

sich selbst negative Eigenschaften oder Schuld zuschreiben und sich damit selbst quälen

sich+A

Actief

  • jemand/etwas macht fertig
  • jemand/etwas macht sich fertig

Passief

passief niet mogelijk

z. werkwoord · haben · regelmatig · scheidbaar · <ook: overgankelijk · reflexief · passief>

beschimpfen, besiegen, schurigeln, (jemanden) erledigen, zusammenscheißen, bezwingen

(sich+A, acc., wegen+D)

Actief

  • jemand/etwas macht etwas fertig
  • jemand/etwas macht fertig
  • jemand/etwas macht jemanden fertig
  • jemand/etwas macht jemanden/etwas fertig
  • jemand/etwas macht sich fertig
  • jemand/etwas macht sich wegen jemandem/etwas fertig

Processueel passief

  • (von jemandem/etwas) wird fertiggemacht
  • etwas wird (von jemandem/etwas) fertiggemacht
  • jemand wird (von jemandem/etwas) fertiggemacht
  • jemand/etwas wird (von jemandem/etwas) fertiggemacht

Statieve passief

  • (von jemandem/etwas) ist fertiggemacht
  • etwas ist (von jemandem/etwas) fertiggemacht
  • jemand ist (von jemandem/etwas) fertiggemacht
  • jemand/etwas ist (von jemandem/etwas) fertiggemacht

Vertalingen

Engels complete, finish, get ready, beat up, lambast, prepare, batter, blame oneself, ...
Russisch доделывать, доконать, завершить, заканчивать, закончить, подготовиться, прикончить, готовиться, ...
Spaans acabar con, machacar, dañar, herir, arreglarse, autocastigo, completar, flagelarse, ...
Frans catastropher, chahuter, couler, miner, blesser, achever, faire du mal, faire mal, ...
Turks haşlamak, terbiyesini vermek, yaralamak, bitirmek, donatmak, hazırlanmak, incitmek, kendini eleştirme, ...
Portugees arrumar, preparar, ferir, autoacusação, completar, culpar-se, destruir, finalizar, ...
Italiaans finire, completare, annientare, assettarsi, concludere, prepararsi, sfinire, terminare, ...
Roemeens pregăti, finaliza, termina, autoaccuzare, autoinvinuare, răni, răni intenționat
Hongaars kikészít, befejez, elkészít, felkészülni, készülődni, megsebesít, szándékosan pszichikailag bántani, önsanyargatás, ...
Pools dokańczać, dokończyć, doprowadzić do końca, obwiniać się, przygotować się, ubrać się, ukończyć, zabić, ...
Grieks ετοιμάζω, ολοκληρώνω, προετοιμάζω, τελειώνω, αποτελειώνω, καταθλίβω, κατσαδιάζω, μαλώνω, ...
Nederlands afmaken, klaarmaken, gereedmaken, ombrengen, beschadigen, klaar maken, psychisch kwetsen, vermoorden, ...
Tsjechisch připravovat, připravovatavit, dokončit, obviňovat se, psychicky zranit, připravit, připravit se, trápit se, ...
Zweeds få färdig, göra färdig, göra sig redo, göra slut på, klandra sig, knäcka, ta kål på, skada, ...
Deens afslutte, forberede, færdiggøre, gøre klar, nedgøre, psykisk skade, selvbeskyldning, selvplageri, ...
Japans 仕上げる, 完全にする, 傷つける, 完成させる, 打撃を与える, 整える, 準備する, 精神的に傷つける, ...
Catalaans danyar, ferir, acabar, arreglar-se, autocrítica, autoculpa, finalitzar, preparar
Fins vahingoittaa, itsensä rankaiseminen, loukata, syyllisyys, valmiiksi saattaminen, valmistaa, valmistautua, varustautua
Noors skade, beskjemme seg selv, forberede, fullføre, gjøre ferdig, gjøre seg klar, klandre seg selv, påføre skade, ...
Baskisch prestatu, zauritu, amaitu, autoazken, autoerrua, lesionatzea, min egin, prestaketa
Servisch ozlediti, pripremiti, pripremiti se, psihički povrediti, samokritika, samooptuživanje, srediti se, teško povrediti, ...
Macedonisch завршам, завршување, опремување, оштетување, повреда, подготвување, психички повредува, самоказнување, ...
Sloveens dokončati, hudo poškodovati, maltretirati se, obtoževati se, pripraviti, pripraviti se, psihično poškodovati, urediti se
Slowaaks dokončiť, obviňovať sa, pripraviť, pripraviť sa, psychicky zničiť, trápiť sa, zabiť, zariadiť sa, ...
Bosnisch mentalno povrijediti, ozlijediti, pripremiti, pripremiti se, samokritika, samooptuživanje, srediti se, završiti
Kroatisch dovršiti, mentalno povrijediti, ozlijediti, pripremiti, pripremiti se, samokritika, samoponižavanje, srediti se
Oekraïens завершити, довести до ладу, завдати шкоди, збиратися, пошкодити, психічно травмувати, підготуватися, самобичування, ...
Bulgaars наранявам, вредя, завършвам, подготвям се, приготвям се, приключвам, самонаказание, самообвинение, ...
Wit-Russisch забяспечыць, забіць сябе, завяршаць, завяршэнне, падрыхтавацца, пакутаваць, пашкодзіць, псіхалагічна раніць
Hebreeuwsלפגוע، להאשים את עצמך، להכות، להשלים، להשפיל، להתארגן، להתכונן
Arabischإنهاء، تجهيز، إصابة، إكمال، إيذاء، إيذاء نفسي، استعداد، تعذيب النفس
Perzischآماده کردن، تمام کردن، آسیب زدن، آماده شدن، خودآزاری، خودسرزنش
Urduتیار کرنا، مکمل کرنا، خود کو سزا دینا، خود کو عیب دینا، ذہنی طور پر نقصان پہنچانا، زخمی کرنا، سجاوٹ کرنا، نقصان پہنچانا

Vertalingen

Synoniemen

a.≡ abschließen ≡ beenden ≡ vollenden
b.≡ zusammenschlagen
c.≡ schikanieren
z.≡ abwatschen ≡ allemachen ≡ anblasen ≡ anfahren ≡ angiften ≡ anherrschen ≡ anmeckern ≡ anpfeifen ≡ anpflaumen ≡ anranzen, ...

Synoniemen

Vervoeging

macht fertig · machte fertig · hat fertiggemacht

Vervoeging
 

Opmerkingen



Inloggen

⁵ alleen in informeel taalgebruik

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 132693, 132693, 132693, 132693, 132693

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: fertigmachen