Vertaling van het Duitse werkwoord belaufen

Vertaling van het Duitse werkwoord belaufen: bedragen, belopen, beslaan, optellen, verkennen, wandelen voor veel talen met vertalingen en betekenissen in het vertaalwoordenboek.

C2 · werkwoord · onregelmatig · onafscheidelijk · <ook: haben · sein · overgankelijk · reflexief · passief>

belaufen

Vertalingen

Engels add up to, come to, total, aggregate, amount to, mount up to, reach the total of, run up to, ...
Russisch составлять, исчислиться, запотевать, исчисляться, обойти, пройти, равняться
Spaans ascender, ascender a, elevarse, elevarse a, llegar a, montar a, suponer, empañar, ...
Frans porter sur, s'élever à, se monter à, se porter sur, condensation, explorer, parcourir, s'élever, ...
Turks buhar ile kaplamak, buharlaşmak, gezmek, toplam, yürümek
Portugees totalizar, amontar a, amontar em, chegar, importar, perfazer, embaciar, explorar, ...
Italiaans ammontare, ammontare a, ascendere a, assommare a, appannare, begehen, erkunden
Roemeens se ridica la, aburi, explora, parcurge, totaliza
Hongaars rúg, bejárni, felfedezni, párásít, összeg
Pools wynosić, opiewać na, osiągać, przechodzić, przemierzać, zaparać
Grieks ανέρχομαι, διασχίζω, θολώνω, περπατώ, συνολική ποσότητα
Nederlands bedragen, belopen, beslaan, optellen, verkennen, wandelen
Tsjechisch činit, dosáhnout, navštívit, procházet, zamlžit
Zweeds belopp, gå igenom, uppgå, vandra, ånga
Deens beløbe, besøge, duge, gennemgå, udgøre
Japans 合計する, 探索する, 曇らせる, 歩く, 総額になる
Catalaans ascendir, embafar, explorar, recórrer, sumar
Fins höyryttää, kokonaisuus, kulkua, vaeltaa, yhteensä
Noors beløpe seg til, besøke, dampbelegg, , utforske, utgjøre
Baskisch guztira, ibilbidea, ibiltzea, itzaldu
Servisch iznos, iznositi, obići, proći, zamagliti
Macedonisch вкупно, запотени, обиколка, пешачење, сума
Sloveens obiti, prehoditi, skupaj, zamagliti
Slowaaks dosiahnuť, navštíviť, prechádzať, vyčísliť, zahmlieť
Bosnisch iznos, iznositi, obići, proći, zamagliti
Kroatisch iznositi, obići, proći, ukupno, zamagliti
Oekraïens складати, всього, запотівати, обходити, пересуватися
Bulgaars възлизам на, запотявам, обикалям, разглеждам, сумарно
Wit-Russisch абследаваць, агульная сума, запасяць, падарожнічаць, складаць
Hebreeuwsלהגיע לסכום، לטייל، לכסות באדים، ללכת
Arabischيبلغ، التجول، المشي، تغطية بالبخار
Perzischبخار، مجموعه، پیمودن، گشتن
Urduچلنا، بھاپ سے دھندلا ہونا، مجموعی رقم، پیدل جانا

Samenvatting
a. werkwoord · haben · onregelmatig · onafscheidelijk

eine Gegend zu Fuß begehen, z. B. um sie zu erkunden, etwas zu suchen oder abzugeben; abklappern, begehen, durchstreifen, erkunden

Vertalingen

Engels explore, walk
Russisch обойти, пройти
Portugees explorar, percorrer
Grieks διασχίζω, περπατώ
Italiaans begehen, erkunden
Frans explorer, parcourir
Hongaars bejárni, felfedezni
Spaans explorar, recorrer
Tsjechisch navštívit, procházet
Oekraïens обходити, пересуватися
Pools przechodzić, przemierzać
Roemeens explora, parcurge
Turks gezmek, yürümek
Nederlands verkennen, wandelen
Noors besøke, , utforske
Zweeds gå igenom, vandra
Fins kulkua, vaeltaa
Wit-Russisch абследаваць, падарожнічаць
Bulgaars обикалям, разглеждам
Kroatisch obići, proći
Baskisch ibilbidea, ibiltzea
Bosnisch obići, proći
Japans 探索する, 歩く
Slowaaks navštíviť, prechádzať
Sloveens obiti, prehoditi
Deens besøge, gennemgå
Catalaans explorar, recórrer
Macedonisch обиколка, пешачење
Servisch obići, proći
Arabischالتجول، المشي
Perzischپیمودن، گشتن
Urduچلنا، پیدل جانا
Hebreeuwsלטייל، ללכת
b. werkwoord · haben · onregelmatig · onafscheidelijk · reflexief

insgesamt eine gewisse Summe ergeben; addieren sich zu/auf, ausmachen, betragen, beziffern sich auf, ergeben

Vertalingen

Engels total, amount
Russisch составлять, равняться
Portugees totalizar, somar
Grieks συνολική ποσότητα
Italiaans ammontare
Frans s'élever, totaliser
Hongaars összeg
Spaans ascender, totalizar
Tsjechisch činit, dosáhnout
Oekraïens складати, всього
Pools wynosić, osiągać
Roemeens se ridica la, totaliza
Turks toplam
Nederlands bedragen, optellen
Noors beløpe seg til, utgjøre
Zweeds belopp, uppgå
Fins kokonaisuus, yhteensä
Wit-Russisch агульная сума, складаць
Bulgaars възлизам на, сумарно
Kroatisch iznositi, ukupno
Baskisch guztira
Bosnisch iznos, iznositi
Japans 合計する, 総額になる
Slowaaks dosiahnuť, vyčísliť
Sloveens skupaj
Deens beløbe, udgøre
Catalaans ascendir, sumar
Macedonisch вкупно, сума
Servisch iznos, iznositi
Arabischيبلغ
Perzischمجموعه
Urduمجموعی رقم
Hebreeuwsלהגיע לסכום
c. werkwoord · sein · onregelmatig · onafscheidelijk

mit Wasserdampf beschlagen; anlaufen, beschlagen

Vertalingen

Engels fog, mist
Russisch запотевать
Portugees embaciar
Grieks θολώνω
Italiaans appannare
Frans condensation
Hongaars párásít
Spaans empañar
Tsjechisch zamlžit
Oekraïens запотівати
Pools zaparać
Roemeens aburi
Turks buhar ile kaplamak, buharlaşmak
Nederlands beslaan
Noors dampbelegg
Zweeds ånga
Fins höyryttää
Wit-Russisch запасяць
Bulgaars запотявам
Kroatisch zamagliti
Baskisch itzaldu
Bosnisch zamagliti
Japans 曇らせる
Slowaaks zahmlieť
Sloveens zamagliti
Deens duge
Catalaans embafar
Macedonisch запотени
Servisch zamagliti
Arabischتغطية بالبخار
Perzischبخار
Urduبھاپ سے دھندلا ہونا
Hebreeuwsלכסות באדים
z. werkwoord · onregelmatig · onafscheidelijk · <ook: haben · sein · overgankelijk · reflexief · passief>

ergeben, ausmachen, betragen, (sich) beziffern (auf)

Vertalingen

Engels add up to, come to, aggregate, amount to, mount up to, reach the total of, run up to, total
Russisch исчислиться, составлять, исчисляться
Frans porter sur, s'élever à, se monter à, se porter sur
Italiaans ammontare, ammontare a, ascendere a, assommare a
Spaans ascender, ascender a, elevarse, elevarse a, llegar a, montar a, suponer
Pools opiewać na, wynosić
Portugees amontar a, amontar em, chegar, importar, perfazer, totalizar
Grieks ανέρχομαι
Nederlands bedragen, belopen
Hongaars rúg

Synoniemen

a.≡ abklappern ≡ begehen ≡ durchstreifen ≡ erkunden
b.≡ ausmachen ≡ betragen ≡ ergeben ≡ machen ≡ sein
c.≡ anlaufen ≡ beschlagen
z.≡ ausmachen ≡ betragen ≡ ergeben

Synoniemen

Toepassingen

(sich+A, acc., auf+A)

  • jemand/etwas beläuft sich auf etwas
  • jemand/etwas beläuft sich auf jemanden/etwas

passief mogelijk


Voorzetsels Toepassingen

Vervoeging

beläuft · belief (beliefe) · hat belaufen

beläuft · belief (beliefe) · ist belaufen

Vervoeging
 

Opmerkingen



Inloggen

⁵ alleen in informeel taalgebruik

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 743816, 743816, 743816

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: belaufen