Synoniemen van het Duitse werkwoord überfallen

Synoniemen van het Duitse werkwoord überfallen (overvallen, overrompelen): abziehen, angreifen, attackieren, ausrauben, beklauen, berauben, bestehlen, bestürmen, einfallen, hereinplatzen, hereinschneien, hineinplatzen, hinein… met synoniemen, antoniemen, verwante termen en beschrijvingen in de thesaurus.

B1 · werkwoord · onregelmatig · overgankelijk · <ook: haben · sein · intransitief · onafscheidelijk · scheidbaar · passief>

überfallen, über·fallen

Synoniemen

1. [Militär] überraschend angreifen; einen Raub durchführen; bestürmen, abziehen, attackieren, überrumpeln
c.≡ bestürmen
z.≡ abziehen ≡ angreifen ≡ attackieren ≡ ausrauben ≡ beklauen ≡ berauben ≡ bestehlen ≡ einfallen ≡ hereinplatzen ≡ hereinschneien, ...

Samenvatting
1a. werkwoord · haben · onregelmatig · onafscheidelijk
1b. werkwoord · haben · onregelmatig · onafscheidelijk
1c. werkwoord · haben · onregelmatig · onafscheidelijk

unvorbereitet mit etw. konfrontieren; bestürmen

Synoniemen

≡ bestürmen
1d. werkwoord · haben · onregelmatig · onafscheidelijk
1z. werkwoord · haben · onregelmatig · overgankelijk · onafscheidelijk · <ook: passief>

abziehen, attackieren, überrumpeln, hineinschneien, beklauen, angreifen

Synoniemen

≡ abziehen ≡ angreifen ≡ attackieren ≡ ausrauben ≡ beklauen ≡ berauben ≡ bestehlen ≡ einfallen ≡ hereinplatzen ≡ hereinschneien ≡ hineinplatzen ≡ hineinschneien ≡ reinschneien ≡ überrumpeln
2a. werkwoord · sein · onregelmatig · intransitief · scheidbaar

dem Schwerpunkt nachgebend dorthin fallen

Subtermen

≡ vornüberfallen
2b. werkwoord · onregelmatig · intransitief · <ook: sein · haben · scheidbaar · onafscheidelijk>
3. werkwoord · onregelmatig · <ook: haben · sein · overgankelijk · onafscheidelijk · scheidbaar · passief>

Vertalingen

Engels attack, raid, ambush, rob, assault, invade, mug, storm, ...
Russisch нападать, атаковать, грабить, нагрянуть, напасть, ограбление, нападение, захватывать, ...
Spaans asaltar, atacar, acometer, invadir, coger desprevenido, atracar, saltear, brincar, ...
Frans attaquer, envahir, agresser, braquer, assaillir, détrousser, prendre, chuter, ...
Turks baskın yapmak, saldırmak, soygun yapmak, aşmak, üstünden atlamak
Portugees assaltar, atacar de surpresa, invadir, saltear, atacar, assalto, roubo, surpreender
Italiaans assaltare, attaccare, aggredire, invadere, rapinare, cadere su, dare l'assalto a, investire con, ...
Roemeens jefui, surprinde, invada, ataca, copleșit, jaful
Hongaars támad, meglep, megfosztás, megragadva lenni, megszáll, megszállni, rablás, támadni, ...
Pools ogarnąć, napadać na, ogarniać, atakować, napadać, napad
Grieks βομβαρδίζω, κάνω επιδρομή σε, ληστεύω, πιάνω, ληστεία, επίθεση, καταλαμβάνομαι από συναισθήματα
Nederlands overvallen, overrompelen, aanranden, overmannen, aanvallen, beroven
Tsjechisch přepadnout, napadnout, oloupit
Zweeds överfalla, angripa, rån, övermannas, överrumpla
Deens angribe, overfalde, overfaldet, overrumple, røveri
Japans 襲撃する, 攻撃する, 強盗する, 強盗, 襲う
Catalaans assaltar, atrapar, sorpresa, atac, atacar, cau, caure, robar, ...
Fins hyökätä, ryöstää, hyökkäys, hyökätä yllättäen, valtaaminen, yllättää
Noors angripe, overfalle, overrumple, overveldet, rane
Baskisch eraso, lapurtu, gainditu, lapurreta, sentimenduak hartu
Servisch napasti, pljačkati, iznenada napasti, iznenaditi, zadesiti
Macedonisch напад, пљачка, засенет, засенување, прескокнување
Sloveens napasti, presenetiti, napad, oblasti, preskočiti, prevzeti čustva, roparstvo
Slowaaks napadnúť, prepadnúť, olúpiť, prekonávať, prekvapiť, uchvátiť
Bosnisch napasti, pljačkati, iznenaditi, iznenada napasti
Kroatisch napasti, pljačkati, napadati, preskočiti
Oekraïens нападати, напад, грабіж, напад зненацька, захоплювати, грабувати, захоплюватися, переповнювати, ...
Bulgaars обир, нападение, завладян, обхванат
Wit-Russisch захопліваць, нападаць, захапіць, напад, пераскочыць
Hebreeuwsלתקוף، הותקף، לְהִתְמַקֵּד، לגנוב، להפתיע، לתקוף בהפתעה، נחטף، שוד
Perzischحمله کردن، غافلگیر کردن، احساسات را درک کردن، حمله ناگهانی، سرقت کردن، غارت کردن
Urduحملہ کرنا، لوٹنا، اچانک حملہ، اچانک سامنا کرنا، حملہ، ڈاکہ ڈالنا

Vertalingen

Toepassingen

(acc., dat., mit+D)

  • jemand/etwas überfällt jemandem mit etwas

passief mogelijk


Voorzetsels Toepassingen

Vervoeging

überfällt · überfiel (überfiele) · hat überfallen

fällt über · fiel über (fiele über) · ist übergefallen

Vervoeging
 

Opmerkingen



Inloggen

⁵ alleen in informeel taalgebruik

* De definities zijn deels afkomstig van Wiktionary (de.wiktionary.org) en kunnen achteraf zijn gewijzigd. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 3.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0) licentie: 146147, 146147, 146147, 146147, 146147, 146147

* De synoniemen zijn deels afkomstig van OpenThesaurus (openthesaurus.de) en kunnen achteraf zijn aangepast. Ze zijn vrij beschikbaar onder de CC-BY-SA 4.0 (creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0) licentie: überfallen