Alle Duitse woorden
C2 · zelfstandig naamwoord · mannelijk · regelmatig · -s, -
⁴ zelden gebruikt
C2 · zelfstandig naamwoord · vrouwelijk · regelmatig · -, -en-
Aach(e)⁴nerin
·
Aach(e)⁴nerinnen
Aachener
/ˈaːxənəˌʁɪn/ · /ˈaːxənəˌʁɪn/ · /ˈaːxənəˌʁɪnən/
[Personen] eine in Aachen geborene oder dort auf Dauer lebende weibliche Person
» Er heiratete eine Aachenerin
, deren Oheim ein vermögender Bürger in Brüssel ist und, so viel ich erfahren konnte, Obermann heißt. He married an Aachener woman, whose uncle is a wealthy citizen in Brussels and, as far as I could find out, is named Obermann.
⁴ zelden gebruikt
C2 · zelfstandig naamwoord · mannelijk · regelmatig · -s, -e
Aal(e)s
·
Aale
eel, common eel, moray, private, recruit, torpedo, young calamus plant
/ˈaːl/ · /ˈaːləs/ · /ˈaːlə/
[Tiere, Verkehr, …] schlangenförmiger Süßwasser- und Meerwasserfisch aus der Ordnung der Aalartigen; Fisch oder Wassertier von länglicher Gestalt; Torpedo, Brenner, Rotarsch, Sprutz
» Da zeigten es aber die Altgedienten den Aalen
. But the veterans showed it to the eels.
C2 · zelfstandig naamwoord · mannelijk · onregelmatig · -s,¨-e
⁰ hangt af van de betekenis
C2 · werkwoord · haben · regelmatig · <ook: intransitief · overgankelijk · reflexief · passief>
·
aalt
·
hat aalte
geaalt
bask, stretch out, clean, eeling, fishing for eels, laze around, lounge, luxuriate in, sunbathe, ventilate
/ˈaːlən/ · /aːlt/ · /ˈaːltə/ · /ɡəˈaːlt/
sich ausstrecken; Aale fangen; sich darniederlegen, Aal fangen, (sich) räkeln, nattern
(sich+A, acc., in+D)
» Er aalt
sich in der Sonne. He stretches in the sun.
C2 · zelfstandig naamwoord · mannelijk · onregelmatig · -s,¨-e
Aalfang(e)s
·
Aalfänge
⁰
eel fishing, eel catch, eel fishing device, eel trap, eelbuck
/ˈaːlfaŋk/ · /ˈaːlfaŋs/ · /ˈaːlˌfɛŋə/
Einrichtung zum Fangen von Aalen; Fang von Aalen; Aalwehr, Aalfischerei
» Man kann Aalfang
nicht in jedem Gewässer betreiben. One cannot fish for eels in every body of water.
⁰ hangt af van de betekenis
bijvoeglijk naamwoord · vergelijkbaar · regelmatig · onregelmatig
aalglatt
·
aalglatter
/aalglätter
·
am aalglattesten
/aalglättesten
slick, slippery, glib, silky, smooth, smooth-talking, suave
/aːlɡlat/ · /aːlɡlat/ · /aːlɡlatɐ/ · /aːlɡlatɛstən/
von der oberflächlichen Beschaffenheit her wie eine Aalhaut; sehr gewandt und kaum angreifbar, schwer zu packen, für alles eine Ausrede habend, mit Hilfe geschickter Rhetorik seine Interessen durchsetzen; glitschig; schlüpfrig; durchtrieben; gerissen
C2 · zelfstandig naamwoord · vrouwelijk · regelmatig · -, -en-
Aalmutter
·
Aalmuttern
eelpout, viviparous blenny, viviparous eelpout, eel, eel mother, perch family
/ˈaːlmʊtɐ/ · /ˈaːlmʊtɐ/ · /ˈaːlmʊtɐn/
[Tiere] Barschartiger, der im Ostatlantik und den nordeuropäischen Küsten lebt; eine Gattung der Barschartigen; Aalmöwe, Gebärfisch, Aalfrau, Aalgroppe
» Die Aalmutter
hat einen langgestreckten, hinten spitz zulaufenden Körper. The eel mother has an elongated body that tapers at the back.
C2 · zelfstandig naamwoord · vrouwelijk · regelmatig · -, -en-
C2 · zelfstandig naamwoord · vrouwelijk · regelmatig · -, -en-
Aalräucherei
·
Aalräuchereien
⁰
eel smokery, eel smoking house, smoked eel facility
/aːlʁɔʏçəˈraɪ̯/ · /aːlʁɔʏçəˈraɪ̯/ · /aːlʁɔʏçəˈraɪ̯ən/
[Gebäude] Gebäude, Betrieb, in dem Aale geräuchert werden
» Auf Bornholm findet der Besucher viele Aalräuchereien
. In Bornholm, the visitor finds many eel smokehouses.
⁰ hangt af van de betekenis
C2 · zelfstandig naamwoord · vrouwelijk · regelmatig · -, -en-
C2 · zelfstandig naamwoord · vrouwelijk · regelmatig · -, -en-
C2 · zelfstandig naamwoord · mannelijk · regelmatig · -s, -e
Aalstrich(e)s
·
Aalstriche
⁰
dorsal stripe, eel back
/ˈaːl.ʃtʁɪç/ · /ˈaːl.ʃtʁɪçəs/ · /ˈaːl.ʃtʁɪçə/
auf der Rückenmitte von vorn nach hinten verlaufender dunkler Strich/Streifen im Fell von Säugetieren, etwa Pferden, Rindern, Ziegen, Katze oder Eseln; Aalstreif, Aalstreifen, Rückgratstrich
⁰ hangt af van de betekenis
C2 · zelfstandig naamwoord · neutraal · regelmatig · -s, -
C2 · zelfstandig naamwoord · mannelijk · regelmatig · -s, -e
C2 · zelfstandig naamwoord · vrouwelijk · onregelmatig · -, -
C2 · zelfstandig naamwoord · mannelijk · regelmatig · -s, -
C2 · zelfstandig naamwoord · neutraal · <ook: regelmatig · onregelmatig · -s, -e · -s,¨-er>
Aases
·
Äser
, Aase
⁰
carrion, bait, bastard, beast, bitch, carcass, carrion meat, dead animal, deaf animal, decayed flesh, jerk, lousy beast, meat bait, rogue, rotten carcass, scoundrel, skunk, swine, villain
/aːs/ · /ˈaː.zəs/ · /ˈɛ.zɐ/
toter und meist verwesender Tierkörper; Fleisch eines toten, verwesenden Tierkörpers; Kadaver, Kadaverfleisch, Köder, Luder
⁰ hangt af van de betekenis
C2 · zelfstandig naamwoord · vrouwelijk · regelmatig · -, -en-
Aasblume
·
Aasblumen
carrion flower
/ˈaːsˌbluːmə/ · /ˈaːsˌbluːmə/ · /ˈaːsˌbluːmən/
[Pflanzen] Pflanze, deren Blüten nach Aas riechen und die mit diesen Aas liebende Insekten anzieht; eine zur Unterfamilie der Seidenpflanzengewächse gehörende Pflanze; Aasfliegenblume, Ordensstern, Kokardenblume
C2 · werkwoord · haben · regelmatig · intransitief · <ook: overgankelijk · passief>
·
aast
·
hat aaste
geaast
squander, waste, feed on carrion, be wasteful (with), be wasteful with, clean, devour, flesh, gorge, purify, splash about, throw (one's) money away, throw around
/ˈaːzn̩/ · /aːst/ · /ˈaːstə/ · /gəˈaːst/
[Arbeit, …] Fell vom Fleisch reinigen; als Tier Nahrung zu sich nehmen und häufig diese dabei vergeuden; abaasen, äsen, um sich werfen, zum Fenster hinauswerfen
(acc., mit+D)